Spelregels, voor beginners! op deze pagina worden de spelregels van waterpolo uitgelegd.
Spelregels met betrekking tot het speelveld:
Waterpolo speel je in het water, in een speelveld wat ongeveer 25 bij 16 meter groot is en twee doelen bevat in het midden van de korte kanten. Het veld is opgedeeld in verschillende gebieden door lijnen. Zo heb je de achterlijnen, de doellijnen (officieel langs de kant wit gemarkeerd), de tweemeterlijnen (langs de kant rood gemarkeerd), de vijfmeterlijnen (langs de kant geel gemarkeerd) en de middellijn (langs de kant wit gemarkeerd). Voor een visualisatie zie afbeelding speelveld.
De middellijn en de achterlijnen spreken voor zich (het midden en de grenzen van het speelveld), de doellijnen zijn ter hoogte van de voorkant van het doel en zijn alleen van belang bij het toekennen van een doelpunt. De tweemeterlijn heeft wel een speciale functie, als aanvaller mag je niet zonder de bal voorbij deze tweemeterlijn liggen (ook niet als je je niet met het spel bezig houdt). Ook de vijfmeterlijn is belangrijk, binnen het vijfmetergebied (dwz tussen de achterlijnen en de vijmeterlijnen) worden sommige overtredingen zwaarder bestraft.

Een team bestaat uit maximaal dertien spelers waarvan er maximaal zeven tegelijk in het water liggen. Waterpolospelers dragen caps met oorkleppen, deze zijn deels voor herkenning (de nummers op de zijkanten en de kleur) en deels als bescherming (de oorkleppen) bedoeld. De thuisspelende ploeg draag witte caps en de uitspelende ploeg draagt blauwe, groene of zwarte caps. De keepers hebben een rode cap op, meestal met nummer 1, maar dit mag ook een ander nummer zijn.
Op iedere cap staat een nummer, op deze manier zijn spelers goed uit elkaar te houden en kan de scheidsrechter makkelijk duidelijk maken wie hij/zij bedoelt wanneer er iets aan de hand is (bijvoorbeeld een doelpunt of een overtreding). De numering van de caps loopt van 1 t/m 15, maar de nummers 14 en 15 worden in de reguliere competitie nauwelijks gebruikt.
Behalve een speelveld en teams heb je ook nog officials nodig bij een wedstrijd. De scheidsrechter heb ik net al even genoemd, deze draagt vrijwel altijd witte kleding en een fluitje. Daarnaast heb je ook nog een jurytafel, de officials die daar achter zitten houden de tijd en het wedstrijdformulier bij. Op het wedstrijdformulier worden alle spelers, doelpunten, zware overtredingen en bijzonderheden genoteerd. Ook de uitslag komt erop, daarna wordt deze digitaal ondertekend door de aanvoerders van beide teams en de scheidsrechter(s).
De wedstrijden duren 4 x 5 of 4 x 6 minuten (afhankelijk van het speelniveau) met tussendoor steeds 1 minuut rust. Dit is netto speeltijd (dwz dat de klok wordt stilgezet bij een doelpunt of bij een zware overtreding). Aan het begin van een wedstrijdperiode starten alle spelers aan de kant van hun eigen doel (er mogen maximaal twee spelers tussen de doelpalen liggen), de scheidsrechter geeft een fluitsignaal en gooit de bal in het midden. Na een doelpunt start iedereen op diens eigen speelhelft en mag er gewoon gewisseld worden, wanneer iedereen gereed ligt geeft de scheidsrechter een fluitsignaal en wordt het spel hervat.
Als tijdens de spelperiode een speler gewisseld moet worden moet dit altijd in de hoek gebeuren die tegenover de kant van de scheidsrechter is en aan de kant van het eigen doel.
Een uitzondering is wanneer iemand met letsel het spel verlaat, dan hoeft alleen de vervanger er via de hoek in. De geblesseerde speler mag daarna echter niet meer deelnemen aan het spel, deze wordt daarom toch vaak via de hoek gewisseld voor het geval de blessure niet zo ernstig blijkt te zijn. Een uitzondering hierop is letsel met bloed, dan moet de speler (oa om hygiënische redenen) zo snel mogelijk het water verlaten, maar daarentegen mag deze wel weer deelnemen aan het spel wanneer het bloeden is gestopt. Het is aan te raden letsel altijd op het formulier te laten vermelde, ook als het niet zo ernstig lijkt ivm de verzekering.
Spelregels met betrekking tot de ligging in het veld:
Tijdens het spel is er uitgangspositie waar de speelsters van de aanvallende (zwart in plaatje) en de verdedigende (wit in plaatje) partij moeten liggen. Zo ligt niemand elkaar in de weg en kan de bal makkelijk worden overgespeeld door de aanvallende ploeg.

Als verdedigende partij zul je bij jouw mannetje moeten blijven en ervoor zorgen dat deze de bal niet of moeilijk kan plaatste naar een ander of kan scoren. Dit door met jou hand de worp/paas te blokkeren of gewoonweg de bal af te pakken. Als aanvallende partij zul je de bal moeten laten rond gaan tussen de verschillende aanvallers. Kies hierbij voor de makkelijkst aanspeelbare persoon, de gene naast je. Wanneer de al op de midvoor gespeeld wordt, de aanvalster recht voor de keepster, gebeurd dit (meestal) via een vleugelspeler welke ongeveer op de 2 meter ligt. Als mid voor moet je er dus voor zorgen dat je altijd aan de goede kant ligt van de verdediging en meedraait met de bal. Is de bal links, dan lig jij ook links van je verdediging, is de bal rechts dan lig je ook rechts van je verdediging. Als aanvallende partij moet je er dus voor zorgen dat je aanspeelbaar bent voor je teamgenoten.
Wanneer iemand van de tegenpartij uit het water wordt gestuurd met wat voor reden dan ook wordt er een ‘man meer’ gevormd. Als aanvallende ploeg heb je dan een man meer in het water liggen dan de tegenstander. Je gaat dan in de volgende opstelling liggen:

Als aanvallende partij moet je ervoor zorgen dat je zo snel mogelijk en zo makkelijk mogelijk overspeeld. De mensen wie je kan aanspelen zijn op het plaatje weergegeven. (andere passes zijn ook mogelijk maar moeilijker en dus voor beginners niet de eerste keuze!)
Wanneer je als verdedigende ploeg, dus met man minder, in het water ligt heb je op dat moment 2 aanvalster waar je op moet letten. Deze zijn weergegeven in het onderstaand plaatje:

Wanneer de bal aan de linker kant van het doel is, schuiven de verdedigers naar de aanvallende speelster aan hun linker kant en de kopmensen schuiven uit naar de kopspeelsters. Wanneer de bal aan de rechter kant van het doel is schuiven alle verdedigers naar de aanvallende speelster rechts van hun. Zo zorg je ervoor dat de aanvallende partij altijd lange passes moet geven naar de overkant van het bad en dus meer tijd nodig heeft en minder goede goal kansen krijgt.
Overtredingen:
Dat waren de basics, je weet nu al wat het spel inhoudt. Om nu ook nog mee te kunnen doen staan hieronder de belangrijkste overtredingen:
Je hebt twee soorten overtredingen; gewone overtredingen en zware overtredingen. Op gewone overtredingen staat alleen een vrije worp voor de tegenpartij. Op zware overtredingen staan echter verschillende straffen; een uitsluiting voor 20 seconden (U20), een uitsluiting voor de rest van de wedstrijd met vervanging (UMV), een uitsluiting voor de rest van de wedstrijd zonder vervanging voor de volgende 4 minuten (UMV4) of een strafworp (S).
Gewone overtredingen
- Wegzwemmen voor het fluitsignaal van de scheidsrechter bij begin van een speelperiode.
- Vasthouden of afzetten van de doelpalen of zwembadkant (behalve bij het begin van een periode).
- Het staan, lopen of afzetten van de bodem (behalve de keeper binnen het vijfmetergebied).
- De bal onder water houden wanneer je wordt aangevallen.
- Met twee handen de bal aanraken (behalve de keeper binnen het vijfmetergebied).
- Het hinderen van een speler die de bal niet aanraakt.
- Wegduwen of afzetten van een speler die de bal niet vastheeft.
- In het tweemetergebied van de tegenpartij liggen.
Vrije worp
Een vrije worp moet genomen worden vanaf de plek waar de overtreding is begaan, maar buiten het tweemetergebied. Alleen wanneer de bal verder van het doel van de verdedigende ploeg verwijderd ligt dan de plaats van overtreding wordt de bal daarvandaan genomen.
Zware overtredingen
Wanneer een speler een zware overtreding maakt wordt deze speler uitgesloten van het spel en krijgt de tegenstander een vrije bal toegewezen. Een andere maatregel is het toekennen van een strafworp, deze wordt genomen van af de vijf meter lijn en moet direct op doel geschoten worden.
Na een UMV of UMV4 krijgt de speler een schorsing van enkele wedstrijden.
U20:
- Het opzettelijk verhinderen van een vrije worp, doelworp of hoekworp. Bijvoorbeeld door de bal weg te werpen of niet los te laten of de bal af te pakken voordat deze gespeeld is.
- Buiten het vijfmetergebied met twee handen blokkeren. Wanneer dit binnen de vijf meter gebeurd wordt een strafworp toegekend.
- Opzettelijk water in het gezicht van de tegenstander spatten.
- Het vasthouden, onderduwen of trekken aan een tegenstander die niet de bal aanraakt. Wanneer dit binnen de vijf meter gebeurd wordt een strafworp toegekend.
- Het opzettelijk slaan of schoppen van een tegenstander of een poging daartoe, zonder de bedoeling letsel toe te brengen.
UMV:
- Onacceptabel taalgebruik. Gewelddadig of aanhoudend foutief spel.
- Gebrek aan eerbied voor de scheidsrechter of een andere official.
- Hinderen bij het nemen van een strafworp.
- Het deelnemen aan het spel terwijl dat niet mocht (bijvoorbeeld als achtste speler of op de verkeerde manier), tevens wordt er een strafworp toegekend,
UMV4:
Grof optreden, daarmee wordt bedoeld: het opzettelijk slaan of schoppen van een tegenstander of een poging daartoe, met de bedoeling letsel toe te brengen. Naast de uitsluiting wordt ook een strafworp toegekend.
Strafworpen:
- Wanneer een uitgesloten speler zich opzettelijk met het spel bemoeit.
- Alle gewone overtredingen binnen het vijfmetergebied wanneer daarmee een doelpunt wordt voorkomen.
Snap jij de spelregels?
Snap jij na het lezen van deze pagina de spelregels van het waterpolo? Dan is waterpolo wellicht iets voor jou! Het weten van de spelregels is een goede basis om te starten met de sport en gedurende het spelen, ga je de spelregels steeds beter begrijpen. We hopen je snel op de waterpolo training te zien.
Wil je weten wanneer we trainen? Bekijk dan hier ons trainingsoverzicht.